Wat is een capaciteitentest? Met voorbeelden!
Wat houdt een capaciteitentest in?
Middels een capaciteitentest wordt gemeten wat jouw capaciteiten zijn en hoe jij presteert onder tijdsdruk. Kandidaten ervaren een capaciteitentest zeer verschillend. De meeste kandidaten zullen een capaciteitentest als zeer lastig ervaren. Vooral het tijdselement maakt een capaciteitentest voor sommige zeer lastig. We raden je aan om je goed voor te bereiden op een capaciteitentest! De antwoorden kun je niet uit je hoofd leren, maar de wijze waarop oplossingen tijdens een capaciteitentest gegeven dienen te worden kun je wel oefenen.
Afhankelijk van de functie waar je een assessment voor dient te doen, kan de capaciteitentest uit verschillende onderdelen bestaan. Om je een indruk te geven van de onderdelen van een capaciteitentest, kun je hieronder enkele onderdelen van een capaciteitentest vinden.
Capaciteitentest: Cijferreeksen
Dit onderdeel van een capaciteitentest zal je cijfermatig analytisch inzicht in kaart brengen. Meestal bestaat deze test uit een reeks van cijfers waarbij jij dient aan te geven wat een logische daaropvolgend cijfer kan zijn. De meeste cijferreeksen zijn op te lossen door middel van vermenigvuldigen, delen, optellen en aftrekken. Hiernaast vind je drie opgaven welke je een idee dienen te geven van hetgeen je kunt verwachten. De uitwerkingen staan onderaan deze pagina.
Opgave 1
3, 4, 6, 9, 13, 18, .. ..
Opgave 2
2, 12, 4, 24, 7, 48, .. ..
Opgave 3
8, 3, 2, 9, -4, 27, .. ..
Capaciteitentest: Figurenreeksen
Net als bij de cijferreeksen, gaat het erom een logische volgorde te ontdekken. Bij figurenreeksen gaat het uit abstracte figuren. In veel gevallen zul je een aantal figuren krijgen (3 tot 5 figuren). Deze vertonen een logische volgorde. Daarnaast krijg je een aantal antwoorden waarvan één van deze mogelijkheden het meest logische figuur is die de eerstgenoemde zou opvolgen.
Capaciteitentest: Logisch redeneren
Het doel van logisch redeneren is het meten van jouw vermogen om tot logische conclusies te komen aan de hand van de gegeven informatie. Vaak zal er gebruik gemaakt worden van zogenaamde syllogismen welke meestal twee beweringen inhouden. Aan de hand van deze beweringen dien jij de meeste logische conclusie als het juiste antwoord aan te wijzen. Hieronder kun je hiervan een voorbeeld vinden. Let erop dat je enkel de conclusie dient te trekken op de verkregeninformatie en dat je je niet dient af te laten leiden wat jijzelf logisch vindt. Als een opgave vermeldt dat alle brandweerwagens groen zijn, dan is dit voor de opgave zo.
Syllogisme
1. Alle supermarkten zijn gebouwen.
2. Sommige supermarkten zijn marktkramen.
A. Geen gebouwen zijn marktkramen.
B. Alle gebouwen zijn marktkramen.
C. Niet alle gebouwen zijn marktkramen.
D. Geen conclusie mogelijk.
Uitwerkingen
Hieronder kun je de uitwerkingen vinden op de gegeven opgaven op deze pagina. Het zijn slechts voorbeelden om je een indruk te geven van hetgeen je zou kunnen verwachten.
Cijferreeksen
Figuurreeksen
Antwoord B is het juiste antwoord.
Logisch redeneren
Antwoord C, niet alle gebouwen zijn marktkramen, is het juiste antwoord. Wanneer alle supermarkten gebouwen zouden zijn, dan zou je kunnen stellen dat in ieder geval een aantal gebouwen marktkramen zijn. Hiermee is nog niet gezegd dat alle gebouwen marktkramen hoeven te zijn.
Categoriën:
Onderdelen
er zit een fout in opgave 3.
3 – 6 is geen -4. Dit moet -3 zijn.
Beste Mirjam,
De opgave klopt: er staat 2 – 6 = -4. De drie (het tweede cijfer in de reeks) dient vermenigvuldigd te worden met drie, wat negen geeft.
In principe heb je twee opvolgende rekensommen door elkaar lopen:
8-6=2, 2-6=-4, -4-6=-10 & 3×3=9, 9×3=27, 27×3=81
Hopelijk heb ik hiermee de onduidelijkheid weggenomen.
– De Redactie
Opgave 2 kan geloof ik ook ’13’ zijn:
2, 12, 4, 24, 7, 48
12 = 1+2 = 3. 3+1 = 4
24= 2+4 =6. 6+1 = 7.
48= 2+8=12. 12+1=13.
Er zit een fout bij ‘logisch redeneren’.
‘Sommige supermarkten zijn marktkramen’ sluit niet uit dat alle supermarkten marktkramen zijn. Het juiste antwoord is dus D.
Ik ben het niet eens met de syllogisme:
1. Alle supermarkten zijn gebouwen.
is:
forall x (supermarkt(x) -> gebouw(x))
2. Sommige supermarkten zijn marktkramen.
is:
exists x (supermarkt(x) /\ marktkraam(x))
C: not exists x (not (marktkraam(x)) /\ gebouw(x))
C is niet per se waar: in een wereld met alleen maar marktkramen zijn 1 en 2 alsnog waar en is C niet waar.
Opgave drie snap ik echt niet zie de logica nietbook niet na jullie uitleg.
Binnenkort een assesment wat vooral gericht is op capiciteits redeneren, cijfermatig. Zie er erg tegenop.
ik krijg een assesment met als onderdeel componenten
wie weet wat dat dat is en onder welke gangbare onderdeel het nu valt
Foutje op de pagina?
“Figuurreeksen
Antwoord B is het juiste antwoord.” ?
Vervolgens wordt dan bij Logisch redeneren wel het correcte antwoord gegeven.